Universal Esperanto Association
Universala Esperanto-Asocio | |
![]() Logo van UEA | |
![]() Individuele leden per land 1-100 leden 101-200 leden 201-300 leden 301-400 leden | |
Afkorting | UEA |
---|---|
Vorming | 1908 |
Oprichter | Hector Hodler |
Doel | promoten het gebruik van Esperanto |
Hoofdkwartier | Hoofdkantoor |
Plaats | |
Coördineert | 51 ° 54′50 ″ N 4 ° 27′52 ″ E/51.9138 ° N 4.4644 ° E |
Regio | Wereld |
Officiële taal | Esperanto |
President | Duncan Charters |
Onderdirecteur | Fernando Maia |
Algemeen directeur | Martin Schäffer |
Sleutelfiguren | Ivo Lapenna |
Hoofdorgel | Centraal commissie |
Aansluitingen | VN, UNESCO |
Website | Uea.org |
De Universal Esperanto Association (Esperanto: Universala Esperanto-Asocio, UEA), ook bekend als de World Esperanto Associationis de grootste internationale organisatie van Esperanto Sprekers, met 5501 individuele leden in 121 landen en 9215 via nationale verenigingen (in 2015)[1] en in officiële relaties met de Verenigde Naties. Naast individuele leden zijn 70 nationale Esperanto -organisaties aangesloten bij UEA. De huidige president is de professor Duncan Charters. Het tijdschrift Esperanto is het belangrijkste orgaan dat door UEA wordt gebruikt om haar leden te informeren over alles wat er in de Esperanto -gemeenschap gebeurt.
De UEA werd in 1908 opgericht door de Zwitserse journalist Hector Hodler en anderen en heeft nu het hoofdkantoor Rotterdam, Nederland. De organisatie heeft een kantoor aan de Verenigde Naties Bouw in New York City.
Structuur en gelieerde organisaties
Volgens de statuten uit 1980 (Statuto de UEA) heeft de Universal Esperanto Association twee soorten leden:
- Individuele leden voegen zich rechtstreeks aan bij de vereniging en betalen een vergoeding aan het hoofdkantoor van Rotterdam of aan de belangrijkste afgevaardigde in hun land. Deze leden ontvangen het UEA -jaarboek en ontvangen de UEA -diensten.
- asociaj membroj, die leden van de organisaties die zich bij UEA hebben aangesloten. Deze leden worden beheerd door hun respectieve organisaties. Het kan een nationale of gespecialiseerde organisatie zijn. Dit soort lidmaatschap is voor de persoon in kwestie een louter symbolisch lidmaatschap.
Het hoogste orgaan van UEA, de Komitato, heeft leden (Komitatanoj) gekozen op drie verschillende manieren:
- Een organisatie stuurt er minstens één Komitatano, Plus nog een voor elke 1.000 nationale leden, aan de Komitato. De meeste nationale organisaties hebben er maar één Komitatano.
- Per 1.000 individuele leden kunnen de individuele leden één lid kiezen voor de Komitato.
- Beide eerdere groepen verkiezen meer Komitatanoj, tot een derde van hun nummers.
De Komitato kiest een bord, de Estraro. De Estraro Installeert een algemeen directeur en soms bovendien een directeur. De algemeen directeur en zijn personeel werken op het UEA -hoofdkantoor, Oficejo de uea, in Rotterdam.
Een individueel lid kan een delegito, een 'afgevaardigde'. Dit betekent dat hij dient als een lokale contactpersoon voor Esperanto- en UEA -leden in zijn stad. EEN ĉefdelegito (Chief Delegate) is ook iemand geïnstalleerd door het UEA -hoofdkantoor, maar met de taak om de ledenkosten in een bepaald land te innen.
Jeugdgedeelte
Tejo, de wereld Esperanto Youth Organisation, is het jeugdgedeelte van de UEA. Vergelijkbaar met het wereldcongres, organiseert Tejo een International Youth Congress of Esperanto (Internacia Junulara Kongreso) elk jaar op een andere locatie. De IJK is een weeklang evenement van concerten, presentaties, excursies bijgewoond door honderden jonge mensen van over de hele wereld.
Het jeugdgedeelte heeft een komitato en nationale en gespecialiseerde aangesloten organisaties, net als UEA zelf. Een TEJO -vrijwilliger werkt op het hoofdkantoor van Rotterdam.
Nationale organisaties
De eerste nationale Esperanto -organisatie werd opgericht in 1898 in Frankrijk, oorspronkelijk als een potentiële internationale vereniging. In 1903 volgde de tweede, in Zwitserland. Binnen een paar jaar zijn veel van de nu nog bestaande nationale organisaties ontstaan. Sinds 1933/1934 sturen ze vertegenwoordigers naar de UEA Komitato (een soort parlement), waardoor het een federatie van nationale organisaties is. De term in Esperanto was aanvankelijk meestal Naciaj Societoj (nationale samenlevingen), sinds 1933 Landaj asocioj (Landverenigingen).
Toen UEA nationale organisaties in 1933/1934 voor het eerst accepteerde, vereiste het hen
- hebben minstens 100 nationale leden,
- 'op een ordelijke manier' georganiseerd ', worden
- Wees neutraal, wat betekent dat ze geen politieke of religieuze doelen hebben en openstaan voor alle burgers van het land.[2]

Vooral de laatste voorwaarde veroorzaakte ernstige problemen, b.v. aan de Duitse nationale vereniging die in die maanden onder de nationale socialistische heerschappij komt. Later werd bijvoorbeeld de Cubaanse vereniging geweigerd omdat haar statuten beweerden de leidende rol van de Communistische Partij in Cuba te respecteren. In 1980 werden de UEA -statuten gewijzigd. Sindsdien hoeft een nationale organisatie zelf niet neutraal te zijn, maar moet de neutraliteit van UEA respecteren.
Specialistische organisaties
Specialistische organisaties zijn vergelijkbaar met de nationale organisaties. Ze zijn verdeeld in twee groepen:
- Neutrale organisaties, die zich op dezelfde manier kunnen aansluiten als een nationale organisaties. In Esperanto worden ze genoemd aliĝintaj fakaj asocioj (Aangesloten gespecialiseerde verenigingen). Voorbeelden zijn de Esperanto -artsen en de Esperanto -leraren.
- Andere organisaties in (officiële) samenwerking met UEA. Ze sturen geen vertegenwoordigers naar de Komitato, maar worden in het jaarboek genoemd en kunnen een kamer hebben op het World Congress. Sommigen van hen weigeren verbonden te worden om financiële redenen, anderen omdat ze niet-neutraal zijn en niet lid kunnen worden van UEA. Voorbeelden zijn de Esperanto -vegetariërs, de Esperanto -katholieken en de Esperanto -communisten.
De jeugdsectie Tejo heeft twee aangesloten specialistische groepen, de fietsers en de liefhebbers van rockmuziek.
Activiteiten
Publicaties
UEA is de uitgever van Esperanto, het belangrijkste Esperanto Periodiek. Het werd gestart in 1905 door Paul Berthelot, drie jaar voordat UEA werd opgericht. UEA -oprichter Hector Hodler nam het over in 1907 en maakte het het officiële UEA -tijdschrift in 1908. In 1920 verliet hij het tijdschrift aan de vereniging. Sinds de jaren 1950 heeft het een betaalde hoofdredacteur. Naast Esperanto, de Jaarboek (Jarlibro de uea) is de oudste continue publicatie van de vereniging.

UEA publiceert boeken en heeft de grootste postorder Esperanto Bookstore ter wereld (met meer dan 6000 boeken, cd's en andere items). Het onderhoudt ook een informatiecentrum en een belangrijk Esperanto Library, genaamd de Hector Hodler -bibliotheek. De organisatie heeft een netwerk van lokale vertegenwoordigers van over de hele wereld, de Delegita reto, die beschikbaar zijn om informatie te verstrekken over hun geografische gebied of professioneel veld.
Conventies
Het jaarlijkse World Esperanto Congress (Universala Kongreso de Esperanto), die elk jaar 1500-3000 mensen naar een andere stad trekt, wordt gehouden onder leiding van UEA. Het eerste congres vond plaats in 1905 en sinds 1933/1934 heeft de vereniging er de leiding over.
Twee keer per jaar, in het voorjaar en de herfst, houdt het UEA -hoofdkantoor in Rotterdam een open dag vast.
Internationale organisaties
Naast de VN en UNESCO heeft UEA ook consultatieve relaties met UNICEF en de Raad van Europa, en een algemene werkrelatie met de Organisatie van Amerikaanse staten. Het werkt in officiële hoedanigheid met de Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) als een aansluiting voor ISO/TC37. UEA is actief in openbare informatie in de Europeese Unie en indien nodig bij andere interstate en internationale organisaties en conferenties. De organisatie is lid van de Europese taalraad, een gemeenschappelijk forum van universiteiten en taalverenigingen voor het bewustzijn van talen en culturen binnen en buiten de Europese Unie.
In mei 2011 werd UEA officieel geassocieerd lid van de International Information Center for Terminology (Infoterm).
Grabowski -prijs
De Grabowski -prijs is een prijs toegekend aan jonge auteurs die schrijven Esperanto Door de Antoni Grabowski Foundation, onderdeel van de Universal Esperanto Association (UEA). Het is vernoemd naar Antoni Grabowski, die "de vader van Esperanto Poetry" wordt genoemd. De prijzen voor de eerste drie winnaars zijn respectievelijk $ 700, $ 300 en $ 150.[3][4]
Eerdere ontvangers
Ulrich Becker, een uitgever van literatuur in en over Esperanto en van interlinguïstisch Literatuur in het algemeen kreeg de Grabowski -prijs (Premio Grabowski) in 2005 voor zijn prestaties in publiceren in Esperanto. Onder andere werken is hij de uitgever van het driemaal per jaar periodiek van Esperanto Belles-lettres Beletra almanako.
Geschiedenis
De oprichtingsjaren van de Esperanto Movement, 1888–1914
De moderne UEA is het resultaat van een decennia lang proces van verschillende pogingen om de Esperanto-beweging een goede organisatie te geven. De eerste Esperanto -verenigingen waren lokale clubs, waarvan de in Neurenberg, Duitsland, wordt beschouwd als de eerste (1888). Vanaf 1898 werden in verschillende landen nationale Esperanto -verenigingen gevonden, waarbij de Franse de eerste was. In 1903 volgde de Zwitserse vereniging, in 1904 de Britten, in 1906 de Duitse en Zweedse enz.
De oprichter van Esperanto, L. L. Zamenhof, wenste dat er een internationale vereniging ontstond, maar de eerste Wereldcongres van 1905 produceerde slechts een algemeen manifest over de essentie en neutraliteit van de beweging. Het organiserende team gaf de fakkel door aan de organisatoren van een volgende congres het jaar daarna, dit creëerde uiteindelijk een Konstanta Kongresa Komitato (Permanente congrescomité). Het bestond uit twee leden die het laatste congres vertegenwoordigen, twee voor de huidige en twee voor het volgende congres.
De Esperantisten waren het erover eens dat de hele beweging twee gemeenschappelijke internationale taken moet ondersteunen: internationale documentatie, propaganda in landen zonder eigen bewegingen, lobbyen bij internationale organisaties, het organiseren van de wereldcongressen, enz. De Esperantisten waren het niet eens over welke of welke organisatie verantwoordelijk zou moeten zijn Voor deze taken moet het geld innen en hoe het moet beslissen over het uitgeven van het geld.
In 1906 creëerde de Franse algemene Hyppolyte Sebert de zijne Esperantista Centra Oficejo (Central Office of the Esperantists) in Parijs. Het verzamelde informatie over de beweging en publiceerde een Oficiala gazeto. Ondanks deze 'officiële' naam was het kantoor een puur particuliere onderneming van Sebert, maar hij probeerde de steun van de nationale verenigingen te bereiken.
Een jaar later, op het World Congress van Genève, creëerde Zamenhof een Lingva Komitato (Taalcomité, de basis van de latere Akademio de Esperanto). Het bestond uit enkele eminente sprekers uit verschillende landen en moest de evolutie van de taal Esperanto bewaken. De leden van deze commissie werden bijgevolg gekozen door samenwerking.

In 1908 is een groep jonge Esperanto -sprekers in de buurt Hector Hodler Een internationale vereniging opgericht op basis van individueel, direct lidmaatschap: Universala Esperanto-Asocio, zittend in Genève. Volgens Hodler en zijn volgelingen moet een internationale oorzaak zoals Esperanto worden ondersteund door een unitaire, echt internationale vereniging. UEA -leden moeten organisaties op nationaal en lokaal niveau vinden.
De nationale (en lokale) verenigingen zagen UEA als een bedreiging, als een ongewenste overeenstemming.[5] Ze waren bang voor een divisie in de beweging tussen de traditionele groepen enerzijds en de UEA -leden anderzijds. Ook waren propaganda en lessen de taak van de nationale verenigingen (vaak federaties van lokale groepen). Ze hielden niet van het perspectief dat nieuwe esperantisten, gecreëerd door de traditionele groepen, zouden worden opgehaald door UEA.
Dus probeerden de nationale verenigingen zelf een internationaal organisatieniveau op te bouwen. Een eerste poging was de rajtigitaj delegitojj van de congressen in 1911 en 1912 (niet te verwarren met de UEA delegitoj); een Internacia unuiĝo de Esperantistaj Societoj (International Union of Esperanto Associations, 1913/1914) was een tweede poging. Deze string in de evolutie stopte in 1914 met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog, die de beweging als geheel dwong om veel van zijn activiteiten te pauzeren.
UEA in de eerste jaren
De oorspronkelijke UEA was puur gebaseerd op individueel lidmaatschap. De leden in een bepaalde plaats, b.v. een stad, zouden de UEA -ledenconventies hebben en een delegito (meervoud delegitoj), een afgevaardigde. De afgevaardigde had de taak om de ledenkosten te innen en naar het hoofdkantoor van Genève te sturen, en hij vertegenwoordigde zijn leden op internationaal niveau. De totaliteit van afgevaardigden hield referendums en ze kozen de Komitato (commissie), het hoogste orgaan van de vereniging.
De Komitato was een bestuur met aanvankelijk acht (sinds 1910: tien) leden. Het had een president en een vice -president. Een van de bestuursleden was de directeur, van 1908 tot 1920 was dit Hector Hodler. De directeur was degene die afgevaardigden in steden installeerde waar minder dan 20 leden waren. Dit waren 94 procent van de afgevaardigden, dus op een bepaalde manier was UEA niet zozeer een democratie maar geregeerd door een circulaire coöperatie.[6] (Sinds 1920 werd de Komitato groter en een soort parlement, en een bestuur met de naam Estraro werd opgericht.)
Hodler was nog steeds de eigenaar en uitgever van zijn tijdschrift Esperanto, elke tweede week gepubliceerd. Vanaf het begin had UEA een jaarboek - Jarlibro - met basisinformatie over de vereniging en met de adressen van de afgevaardigden.
Esperanto -sprekers worden gedeeld door verschillende onderwerpen waarin ze geïnteresseerd zijn. In die vroege jaren kwamen er enkele gespecialiseerde organisaties in het bestaan, bijvoorbeeld de Universala Medicina Esperanto-Asocio van 1908. Hodler probeerde die 'specialisten' een thuis in zijn UEA te geven. In plaats van zelf verenigingen op te richten, met afzonderlijke bulletins en conventies, wilde hij dat ze UEA -leden zouden zijn en 'fakoj' hebben (compartimenten). Hij dacht ook aan partnerorganisaties, bijvoorbeeld hotels die een korting zouden geven aan UEA -leden in verandering voor een advertentie in het UEA -jaarboek.
Hodler projecteerde een organisatie die geschikt was om tienduizend of honderdduizenden leden te bevatten, de zogenaamde Esperantianoj (UEA -leden, in tegenstelling tot de simpele Esperantistoj, Esperanto -sprekers). UEA had zelfs nooit meer dan 10.000 leden. De vereniging heeft tot 1920 verschillende nieuwe statuten aangenomen.
Pogingen tot organisatie in de Interbellum, 1920–1933

In 1920 verzamelde de Esperanto -beweging zich opnieuw sinds de oorlog, op het Haagse congres. De discussies creëerden uiteindelijk het zogenaamde Helsinki-systeem, waarop UEA en de nationale verenigingen overeenkwamen op het congres van 1922 in de Finse hoofdstad. Dit systeem definieerde de beweging om uit deze 'officiële' entiteiten te bestaan:
- Universala Esperanto Asocio (UEA), de internationale ledenvereniging in Genève; Het betaalde bijdragen aan een gemeenschappelijk budget
- Konstanta Komitato de la Naciaj Societoj (Ko-Ro, Permanent Committee of the National Associations), een nieuw opgericht orgel om de nationale verenigingen te vertegenwoordigen; Het verzamelde bijdragen van de nationale verenigingen voor het gemeenschappelijke budget
- Internacia Centra Komitato de la Esperanto-Movado (ICK, International Central Committee of the Esperanto Movement), een nieuw opgericht orgel dat samen is gekozen door UEA en Ko-RO; Het beheer van het gemeenschappelijke budget en het uitvoeren van het operationele bedrijf voor de internationale gemeenschappelijke taken, die ook de beweging als geheel vertegenwoordigen. Het bestond uit zes personen en had een betaalde secretaris.
- Het congrescomité, beheerd en gesubsidieerd door de ick
- Het taalcomité (later de Academie van Esperanto), gesubsidieerd door de ick
Dit Helsinki -systeem duurde slechts een paar jaar. De hoofden van de beweging zagen dat op de wereld congressen drie organen verzamelden die in wezen dezelfde onderwerpen bespraken: de Komitato van UEA, de KO-RO van de nationale verenigingen en de zes leden van de ick. Vanaf 1929 hadden ze allemaal een gezamenlijke bijeenkomst genaamd Ĝenerala estraro (Algemeen bestuur). Een aantal proprosals kwam in de beweging om de organisatie te hervormen.
Maar de laatste klap voor het Helsinki -systeem kwam in 1932 toen UEA zijn bijdragen niet betaalde voor het gemeenschappelijke budget, en hetzelfde was waar voor sommige van de nationale verenigingen. De Britse, Duitse en Franse verenigingen, de grootste, namen het initiatief op om een nieuwe organisatie te vinden, Universala Federacio Esperantista (World Federation of Esperantists), als een federatie van nationale verenigingen. Deze nieuwe organisatie ontstond nauwelijks, omdat Begin 1933 UEA en de nationale organisaties het eens waren over een volledige hervorming van de beweging.
De 'nieuwe UEA' en het schisma van 1936
In 1933 maakten UEA en de nationale organisaties op het Cologne Congress de gemeenschappelijke of overkoepelende organisatie van de internationale Esperanto -beweging. In 1934 accepteerden de UEA -leden nieuwe UEA -statuten. De 'nieuwe UEA', zoals het werd genoemd, was (en is nog steeds) een federatie van nationale verenigingen, maar ook van individuele leden die rechtstreeks door UEA werden beheerd.
Het hoogste orgaan van UEA was de Komitato. Het verzamelde vertegenwoordigers van de nationale organisaties, de cijfers waren afhankelijk van de grootte van de nationale organisatie. Andere vertegenwoordigers werden gekozen door de afgevaardigden, afhankelijk van het aantal afgevaardigden. Een derde groep vertegenwoordigers werd gekozen door de twee eerste groepen, dit opende de mogelijkheid om 'experts' op te nemen die niet in verband waren gebracht met een nationale organisatie of populair bij de afgevaardigden. Sinds 1947 spreekt men over de Komitatanoj a (van de nationale organisaties), de Komitatanoj B (van de afgevaardigden, latere leden) en de Komitatanoj C (die gekozen).
Aangezien de vertegenwoordigers van de nationale organisaties de anderen veruit in de minderheid hebben gebracht, is het gelijk om UEA in wezen een federatie te noemen. Maar alle kantoorhouders van UEA moesten individuele leden zijn, en de kerndiensten van de vereniging zoals het jaarboek waren nog steeds gereserveerd aan de individuele leden.
UEA is sindsdien de wettelijke erfgenaam van de voormalige Helsinki -organisaties, zoals het International Central Committee. De vereniging organiseert sindsdien ook de jaarlijkse Wereldcongres van Esperanto.
Hoewel het in 1933/1934 voor het eerst leek dat de overgang in harmonie zou kunnen gebeuren, werden op het congres van 1934 in Stockholm sommige UEA-functionarissen niet herkozen. In woede namen de UEA -president Eduard Stettler en anderen ontslag. Het nieuwe bestuur met president Louis Bastien werd geconfronteerd met een zeer moeilijke, zo niet catastrofale financiële situatie en besloot begin 1936 om Genève te verlaten voor Londen. In Londen wilde de capabele activist Cecil C. Goldsmith de nieuwe directeur (secretaris) worden, en om bepaalde valuta -redenen zou UEA aanzienlijk goedkoper kunnen bestaan in Groot -Brittannië dan in Zwitserland.
Plots maakte een campagne die stiekem onder leiding van Stettler het Bastien -bord onmogelijk maakte om het hoofdkantoor legaal weg te brengen van Zwitserland. Na discussies die enkele maanden en een referendum deden, verlieten de Bastien -bestuursleden en de Komitato -leden UEA en richtten in september 1936 een nieuwe vereniging op, de Internacia Esperanto-Ligo (IEL). Bijna alle nationale organisaties en individuele leden volgden. In Genève bleef een verlaten UEA, waarin de oude leiders opnieuw de macht overnamen, de zogenaamde Genevan UEA.
UEA na de Tweede Wereldoorlog

De internationale Esperanto -beweging overleefde de Tweede Wereldoorlog met zijn IEL -hoofdkantoor in Hersen, een kleine plaats in de buurt van Londen. Hans Jakob van de Genevan Uea heeft het IEL -bord misleid in een fusie van IEL en Genevan UEA, liegen dat de rijke Eduard Stettler een enorme hoofdstad had achtergelaten aan UEA.[7]
Ivo Lapenna, een professor in Londen rechten die oorspronkelijk uit Kroatië kwam, in de jaren 1950 de vereniging aanzienlijk hervormde. Het kantoor verhuisde van Heronssgate naar Rotterdam, het bord heeft sindsdien een algemeen secretaris, de Esperanto Editor is een betaalde positie. Na 1956 was de vereniging in 1980 opnieuw (en sindsdien voor de laatste keer) nieuwe statuten gegeven.
De decennia na de oorlog bracht een opmerkelijke groei van het personeel met zich mee. Na meestal een directeur en één, twee werknemers te hebben gehad om hem te ondersteunen, had UEA soms tien mensen of meer in dienst, waaronder b.v. Een congresmanager, een boekverkoper, een bibliothecaris.
Lapenna introduceerde een Prestige beleid,[8] waarvoor hij bereid was aanzienlijke geld uit te geven. Dit omvatte kenmerkende campagnes voor Esperanto en inspanningen om UNESCO op een morele manier te ondersteunen, die Lapenna in 1954 volbracht op de UNESCO -conferentie in Montevideo, Uruguay. Dit maakte hem beroemd in Esperanto -cirkels als de held van Montevideo. Na meer dan 30 jaar in het bestuur van UEA te hebben gediend, verliet Lapenna de vereniging in 1974 en creëerde hij een rivaliserende organisatie (Neŭtrala Esperanto-Movado).
Tijdens de Koude Oorlog, UEA had te maken met de moeilijkheid om nationale organisaties en individuele leden in communistische landen te hebben. Bovendien werd het werk van Esperanto -organisaties in westerse landen soms beïnvloed door de Koude Oorlog: in het begin van de jaren 50 hekelde de Amerikaanse Esperanto -leider George Allan Connor onschadelijke leden van zijn nationale organisatie als communisten. Zijn nationale organisatie en hij als individu werden uiteindelijk uit de UEA gegooid. De ineenstorting van de Sovjet -Unie en haar geallieerde staten tussen 1989 en 1991 veranderde de internationale situatie volledig.[Verdere uitleg nodig]
Zie ook
- Wereld Esperanto Jeugdorganisatie (Tejo)
- Sennacieca Asocio TuDmonda, de linkse wereldwijde Esperanto -organisatie
- Wereldcongres van Esperanto
- Terminologia Esperanto-centro
Referenties
- ^ La membraro de uea en 2015, “Esperanto”1301, april 2016, p. 94
- ^ Sikosek, Marcus: Die neutrale sprache. Eine Politische Geschichte des Esperanto-Weltbundes. Diss. Utrecht 2006. Skonpres, Bydgoszcz 2006, p. 126.
- ^ "Regularo Pri La Fondaĵo" Antoni Grabowski "". Gearchiveerd van het origineel op 2003-06-13.
- ^ Jaarverslag 2008, Esperantic Studies Foundation
- ^ Sikosek, Marcus: Die neutrale sprache. Eine Politische Geschichte des Esperanto-Weltbundes. Diss. Utrecht 2006. Skonpres, Bydgoszcz 2006, pp. 73-76.
- ^ Sikosek, Marcus: Die neutrale sprache. Eine Politische Geschichte des Esperanto-Weltbundes. Diss. Utrecht 2006. Skonpres, Bydgoszcz 2006, pp. 63/64.
- ^ Sikosek, Marcus: Die neutrale sprache. Eine Politische Geschichte des Esperanto-Weltbundes. Diss. Utrecht 2006. Skonpres, Bydgoszcz 2006, pp. 234, 325.
- ^ Forster, Peter Glover: De Esperanto -beweging, Diss. Hull 1977, Den Haag et al. 1982 (Hull 1977), pp. 233/234.
Literatuur
- Forster, Peter Glover: De Esperanto -beweging, Diss. Hull 1977, Den Haag et al. 1982 (Hull 1977)
- LINS, Ulrich: Utila estas aliĝo. Tra la unua jarcento de uea, Universala Esperanto-Asocio. Rotterdam 2008
- Sikosek, Marcus: Die neutrale sprache. Eine Politische Geschichte des Esperanto-Weltbundas. Diss. Utrecht 2006. Skonpres, Bydgoszcz 2006
Externe links
- Officiële website
(in zeven talen)
- Universal Esperanto Association Aan Twitter
- Universal Esperanto Association Aan Instagram
- Universal Esperanto Association Aan Telegram
- UEA's boekenservice
- Terminologia Esperanto-centro (TEC) UEA's Terminology Center